De eerste Joodse Gemeente in Leeuwarden.
In 1645 geeft het stadsbestuur van Leeuwarden opdracht alle joodse ingezetenen te registreren. Vermoedelijk waren zij afkomstig uit Emden in het Duitse Oost Friesland.
Al in 1670 werd een stuk grond bij de oldenhoof op het bolwerk aangekocht om als begraafplaats gebruikt te worden. Deze begraafplaats zou in 1739, 1760 en in 1771 uitgebreid worden.
Vanaf 1700 werden er in Leeuwarden godsdienstoefeningen gehouden, aanvankelijk in een gebouw bij de Amelandse pijp aan de Oude Ee. Dit gebouw moest gedeeld worden met de katholieken, de andere niet officieel erkende godsdienstige minderheid in het protestantse Leeuwarden.
De aanwezigheid van joden werd door de plaatselijke overheid gedoogd, maar toch nam men ook gedurende de achttiende en negentiende eeuw voortdurend maatregelen om de komst van arme joden en de daarmee samenhangende overlast te beperken.
In 1754 stelde de joodse gemeente van Leeuwarden een reglement op, dat door de stadsraad goedgekeurd werd. In het daaropvolgende jaar werd aan de Sacramentstraat een synagoge ingewijd.
Door de aanwas van de joodse bevolking raakte de begraafplaats vol, waarna er in 1786 een nieuwe begraafplaats ingericht werd aan de Groeneweg. De kantoren van de joodse gemeente en het ritueel bad bevonden zich in de tweede helft van de achttiende eeuw aan de nieuweburen, waar ook de Joodse school gevestigd was. Onder de joodse beroepsbevolking waren vleeshouwers, winkeliers en marskramers, waarvan een enkeling toestemming kreeg om toe te treden tot de gilde.Daarnaast was er een aanzienlijke aantal armen.
De burgerlijke gelijkstelling van 1796 en de daaraan verbonden maatschappelijke veranderingen leidden tot conflicten binnen de joodse gemeenschap. De oude Synagoge aan de sacramentstraat werd in 1805 vervangen door een nieuw gebouw op de zelfde plaats. Hoewel de gemeente wat betreft de grootte in het midden van de negentiende eeuw al over haar hoogtepunt heen was, is het synagogegebouw nog in 1865 uitgebreid. In 1842 werd aan de Nieuweburen een stedelijke Israelitische armenschool geopend, die later omgezet werd in een godsdienstschool en in 1886 in een nieuw gebouw gehuisvest werd bij het Jacobijner Kerkhof.
In 1833 werd aan de Spanjaardslaan een derde joodse begraafplaats in gebruik genomen. In de straten rond de synagoge ontstond in de negentiende eeuw een ware joodse wijk.
Vooral in de eerste helft van de eeuw was de economische situatie slecht. In deze periode was Leeuwarden, als grootste joodse stad in het Noorden, op alle gebieden het centrum van joodse cultuur. Aanvankelijk was het ook de zetel van het opperrabbinaat. Belangrijke rabbijnen als Löwenstamm en Dusnus zwaaide er de scepter. Naast een kerkbestuur was er het armbestuur en waren er enige penningmeesters voor het Heilige Land. Diverse verenigingen en organisaties hielden zich bezig met o.a. ziekenzorg, begrafeniswezen, liefdadigheid, Tora en Talmoedstudie. Ook de Alliance Israélite Universelle had een afdeling in Leeuwarden, tevens waren er diverse vrouwenverenigingen actief. In 1859 werd in het voormalig Oranjeklooster een joods bejaardentehuis ingericht dat in 1930 bij gebrek aan bewoners gesloten is.
Tussen 1900 en 1940 nam het ledental van de joodse gemeente belangrijk af. Desondanks intensiveerde het joodse leven, wat blijkt uit de oprichting van enige zionistische organisaties en enkele sport- en ontspanningsverenigingen. In de dertiger jaren werd ook nog een Kring van Joodsche Academisi in Frisland opgericht.In deze periode waren de joden voornamelijk werkzaam als winkeliers, handelsreizigers, marskramers en dergelijke. Daarnaast waren onder hen handwerkslieden, professoren, overheidsdienaars en artsen. Een vetfabriek, Een schoenfabriek en een metaalbedrijf hadden een joodse eigenaar.
Bij de Duitse inval is vanuit Leeuwarden een vergeefse poging gedaan om 800 joodse vluchtelingen uit Westerbork in de stad onder te brengen; eind mei moesten zij naar het kamp terugkeren. oktober 1941 werden de joodse leerlingen uit het algemene onderwijs verwijderd, waarna er een aparte lagere-en middelbare school werd geopend. In november van hetzelfde jaar werd in Leeuwarden een vertegenwoordiging van de Joodse Raad gevestigd. De eerste razzia in Leeuwarden vond op 13 april 1942 plaats, de massale deportaties begonnen in augustus 1942 en hebben tot februari 1943 geduurd. Het overgrote deel van de joden,dat zich tijdens de bezettingsjaren in Leeuwarden bevond, is omgebracht in de concentratiekampen. De overigen wisten door onder te duiken te overleven.. Een aantal kinderen van elders werd dankzij
de activiteiten van het Utrechtse Kinder-comité in Leeuwarden ondergebracht.
De synagoge is tijdens de bezetting gespaard gebleven, net als het grootste deel van het interieur. De bibliotheek van het leerhuis en de joodse school werden door de Duitsers geplunderd.
Na de oorlog werd het joodse leven in Leeuwarden op beperkte schaal hervat. De synagoge werd in 1948 opnieuw gewijd, maar bleek al snel te groot voor permanent gebruik. In 1964 besloot men de synagoge aan de Sacramentsstraat te sluiten. Een groot deel van het interieur en de rituele voorwerpen werd geschonken aan het jeugddorp Kfar Batja, nabij Ra'ana in Israël. Een ander deel van de rituele voorwerpen werd na 1986 overgedragen aan het Joods Historisch Museum.
Op het Jacobijnerkerkhof, tegenover de joodse school, is in 1987 een herinneringsmonument onthuld. In mei 2001 werd het gerestaureerd. Een belendende straat draagt de naam van de gedeporteerde opperrabbijn A.S. Levisson. Ook in het Verzetsmuseum Friesland wordt aandacht besteed aan de Jodenvervolging.
Momenteel is er in Leeuwarden nog een kleine joodse gemeente, die eens in de twee weken en op de Hoge Feestdagen diensten houdt in de synagoge aan de Slotmakersstraat. Deze werd in 1980 ingewijd en ingericht met het interieur van de voormalige synagoge van Gorredijk.
In 2005 vierde men het 200-jarig bestaan van de synagoge aan de Sacramentstraat en werd op de buitenzijde van het pand een plaquette onthuld.
Overgenomen uit het archief van H.C.L. en bewerkt door: A.S

|